Netherlands Deductibility
The Netherlands: deductibility of payments to related companies
A recent court case demonstrates that contemporaneously written contractual agreements are of the utmost importance
The Amsterdam Court of Appeal recently decided on a case involving the deductibility of damages paid by a Dutch limited liability company (‘‘Dutch BV’’) to its sister company.
The court decided that Dutch BV had not sufficiently made it clear that there was a legal obligation to award damages and consequently denied the deduction of the damages paid to the sister company. There has been little case law in the Netherlands regarding the deductibility of the payment of damages to a related company. This decision shows that in order to benefit from a deduction, contemporaneously written contractual agreements are of the utmost importance.
After discussing the decision of the court we will further analyse the role of the arm’s length principle in situations where either no written contract is present or where a written contract is incomplete (if there is a gap in the contract). The article argues for a more economical approach to transfer pricing cases where contracts are absent or incomplete.
Renteaftrekbeperkingen
De renteaftrekbeperkingen in het consultatiedocument
Een belangrijk uitgangspunt van de vennootschapsbelasting is dat ontvangen rente belast dient te worden en betaalde rente aftrekbaar dient te zijn.
Deze samenhangende fiscale behandeling van rente is van belang om de totale winst eenmaal te belasten en is neergelegd in het totaalwinstartikel.2
Hoewel de fiscale behandeling van rente op het eerste gezicht eenvoudig lijlkt, heeft zij de afgelopen decennia tot veel discussie, procedures (de winstdrainage-arresten) en wetswijzigingen (lees: nieuwe renteaftrekbeperkingen) geleid.
In het consultatiedocument verdeling VPB-druk en renteproblematiek (het ‘consultatiedocument’) stelt de staatssecretaris – wederom – een aantal nieuwe renteaftrekbeperkingen voor in een poging om de fiscale behandeling van rente adequaat en duurzaam te regelen.
Deze renteaftrekbeperkingen staan centraal in dit artikel.
Groepsrentebox
De groepsrentebox en buitenlandse tegenmaatregelen tegengewerkt.
In dit artikel bespreek ik potentie¨le buitenlandse tegenmaatregelen op de invoering van de verplichte groepsrentebox1.
De verplichte groepsrentebox kan volgens de Europese Commissie niet worden aangemerkt als verboden Staatssteun2. Deze positieve beschikking van de Europese Commissie impliceert echter niet dat de regeling hierdoor internationaal zal worden aanvaard. In de literatuur is in dit verband meermaals gewezen op het risico van tegenmaatregelen van andere landen3. Een diepgaande bespreking van de vraag waarom andere landen de groepsrentebox zouden willen bestrijden, de aard van mogelijke tegenmaatregelen, hun impact en mogelijke oplossingen die Nederland heeft om zich hiertegen teweer te stellen, ontbreekt nog. Deze lacune dient te worden opgevuld aangezien de houdbaarheid van de groepsrentebox in sterke mate zal afhangen van de vraag hoe onze handelspartners, in het bijzonder een land met een agressieve CFC-wetgeving zoals Japan, zullen reageren op de invoering hiervan.
(A)symmetrie
(A)symmetrie bij de behandeling van valutaresultaten op 10a-schulden?
Samenvatting
In dit artikel behandelen drs. H.C. Reinoud en mr. drs. R.C.C. de Wit de vraag hoe onder art. 10a Wet VPB 1969 met valutawinsten op besmette schulden dient te worden omgegaan.
De staatssecretaris is van oordeel dat het niet voor de hand ligt valutawinsten vrij te stellen omdat art. 10a Wet VPB 1969 een antimisbruikkarakter heeft.
De rechtbank Haarlem oordeelde recentelijk anders. Aan de hand van de gebruikelijke interpretatiemethoden, een redelijke wetstoepassing en de samenhanggedachte analyseren de auteurs hoe dergelijke valutawinsten dienen te worden behandeld.
De auteurs concluderen dat valutawinsten op besmette schulden volledig dienen te worden vrijgesteld.
Aanmerkelijkbelangheffing
De bevrijding van de aanmerkelijkbelangheffing buitenlandse lichamen nabij?
MR. DRS. R.C.C. DE WIT EN DRS. H.C. REINOUD1
Er is relatief weinig aandacht in de literatuur voor de belastingheffing van buitenlandse lichamen met een aanmerkelijk belang in een Nederlandse vennootschap (hierna: ab-heffing). De ab-heffing wordt voor zover ons bekend zelden geëffectueerd en wordt daarom weleens een ‘dode letter’ genoemd.2 De regeling bewerkstelligt echter veel rechtsonzekerheid voor buitenlandse investeerders omdat haar toepassingsbereik niet duidelijk is afgebakend. De ab-heffing wordt door buitenlandse investeerders dan ook niet zozeer als een dode letter ervaren maar eerder als een belemmering om in Nederland te investeren3.
In een brief van 30 september 2010 heeft de Europese Commissie Nederland verzocht om de ab-heffing te wijzigen, omdat zij de ab-heffing in strijd acht met het EUrecht.4. In de brief van de Europese Commissie wordt slechts kort toegelicht waarom de Nederlandse ab-heffing in strijd zou komen met het EU-recht.